Jezus

0

Twee jaar geleden spoorde ik in het kader van een project regelmatig van Gent naar Aalst en omgekeerd. Het was op perron 2 in Aalst dat ik Jezus voor het eerst zag. Zijn verschijning eiste meteen mijn aandacht op. Daar stonden zijn grijze, lange haren en baard borg voor. Dit moest gewoon een artiest zijn. Of een apostel. Of misschien wel allebei. Mijn fascinatie voor de man groeide pijlsnel toen ik zijn originele, zelfgemaakte beenbeschermers van lichtgeel schuimrubber ontdekte. Om nog maar te zwijgen over zijn met een touw dichtgeknoopte winterjas en de zwarte, kundig gedrapeerde zakdoek die hij op zijn hoofd droeg. Geen mens kon bevroeden dat hij van goddelijke afkomst was, iets waar ik dan weer vrij snel zou achter komen.

Zodra de trein arriveerde, haastte ik me naar binnen om te stranden in een lege coupé. Amper een paar seconden later stoof een zwerm luidruchtige negers binnen en streek neer aan het andere eind. Onmiddellijk daarna ging de deur nogmaals open en daar stond niemand minder dan de kleurrijke vogel van daarnet. Hij nam plaats op het zitje naast mij, aan de andere kant van het gangpad. De enorme tas die hij meezeulde, liet hij met een plof neerkomen op de bank tegenover hem. Daaruit viste hij een piepklein boekje op dat heel, maar dan ook heel erg oud leek en waarin hij direct begon te lezen.
Ik kon me niet langer beheersen en flapte eruit :
“Wat een prachtig oud boekje heb je daar. Antiek zeker ?“
Hij keek mij even aan van onder zijn tijdloos hoofddeksel en antwoordde:
“Toch niet, dit is het evangelie volgens Johannes in het Esperanto. Kom gerust even kijken.”
Dat liet ik me geen twee keer zeggen.
Ik stond op en verkaste naar de bank tegenover hem. Hij stak mij het boekje toe. Aha, zo zag Esperanto er dus uit. Ik vond het iets van het Frans hebben en van…..
“ Spreek en lees jij ook Esperanto?” onderbrak de man mijn gedachtengang.
“Nee,“ antwoordde ik naar waarheid,“ maar waarom is het Esperanto in het verdomhoekje geraakt? Waarom is zo’n prachtig initiatief niet wereldwijd doorgebroken? Weet jij het soms?“
En of hij het wist.
“Het Esperanto,“ sprak hij, “kan ervoor zorgen dat iedereen mekaar begrijpt. En, dat er uiteindelijk meer eenheid en begrip tussen mensen groeit. Denk nu eens diep na, wie heeft er baat bij dat verdeeldheid en onbegrip onder de mensen blijven heersen. Ja, wie?”
Vruchteloos probeerde ik een aanvaardbaar antwoord te verzinnen.
“Geen idee”, gaf ik tenslotte toe.
“Wel, ik zal het je vertellen,”vervolgde hij, “de enige die winst boekt bij deze situatie is satan.”
Mijn mond zakte open van verbazing.
“Satan? Mijn god!” stamelde ik, want dat had ik niet verwacht. Net zo min als het vlekkeloos, accentloos Nederlands waarvan hij zich moeiteloos bediende.

“Kijk om je heen. Satan en zijn onfrisse kliek zwaaien overal de scepter.” ging hij onverstoorbaar verder.
Dit was voorwaar gespierde taal komend uit de mond van een gespierd man. Want dat was hij ook, én lenig, ondanks het feit dat hij duidelijk ergens tussen de zestig en vijfenzestig balanceerde.
Hij leunde hinderlijk dicht voorover en keek dwars door me heen met een blik die verraadde dat hij uitgerekend daar een bataljon duivels met opperhoofd had ontdekt. Ik durfde bijna niet te ademen uit schrik de slappe lach te krijgen. Hij was nu zo vlakbij dat ik hem rook. Een vreemde, kruidige geur overspoelde mij. Het werd me teveel.
“En wie ben jij dan wel dat je dit met zo’n zekerheid weet ?” gooide ik eruit in een onhandige poging hem wat verder van me af te krijgen.
Een tactiek die nog werkte ook, want hij week achteruit en zei zonder verpinken:
“Ik ben Jezus. Noem me dus maar zo.”
Op dat moment voelde ik een lachstuip opklimmen vanuit mijn middenrif. Dit soort blasfemie was niet enkel te gek voor woorden maar tevens de prijs van een treinrit meer dan waard. Ik zat warempel oog in oog met een begenadigd entertainer.
“De heer Jezus woont in mij, in deze tempel“, ging hij onverstoorbaar verder “ik ben één met Hem, dus ben ik Hem.”
Wonder boven wonder slaagde ik erin een opborrelende giechel door te slikken en stotterde :
“Dus… euh…..Jezus…. satan is overal om ons heen, zeg je?”
“En of “reageerde hij, waarna hij kwiek recht sprong. En daar, op het gangpad, begon hij hevig te fulmineren tegen satan, waarbij hij om de haverklap krachtig op de grond spuwde. Ongelovig bestudeerde ik hem. Dit was ontegensprekelijk een man met een missie die tekeer ging als een duivel in een wijwatervat. Het viel mij op dat hij wel heel veel spuugsel produceerde voor iemand van zijn leeftijd.
Het woord ‘satan’ bleek overigens een onverwacht effect te sorteren. Het geanimeerd geklets van onze zwarte broeders en zusters aan het andere eind van de coupé was inmiddels helemaal stil gevallen. Ik zag hoe de dappersten onder hen het aandurfden over de zetels in onze richting te gluren met ogen zo groot en wit als nieuwe pingpongballen.
Tot Jezus vond dat het welletjes was en zijn plaats op de bank weer innam. Ik tuurde intussen naar de grote glibberige vlek op de grond. Ik bedacht dat ik haar straks, bij het uitstappen, maar beter kon vermijden. Uitglijden en op mijn bek gaan, vormde immers geen optie.
“Wist je dat satan mij persoonlijk probeert te treffen?” begon hij weer.
“Vier jaar geleden wou ik in Aalst een ontmoetingsruimte op touw zetten om de boodschap te verkondigen. Satan stuurde alles in de war en maakte me ziek. Maar zie, de Heer schonk me kracht en ik hielp er mezelf bovenop via voeding, gebed en yoga.”
“Vegetarisch?” gokte ik. Hij knikte bevestigend.
“Nu niet meer,” zei hij,”ik ben intussen weer helemaal gezond.”
Ik weerlegde die woorden niet maar koesterde gerechtvaardigde twijfels.
Terwijl het zwart collectief achterin angstvallig stil bleef, vroeg hij :
“Getrouwd ?”
“Weduwe.” antwoordde ik.
Hij gromde goedkeurend, fixeerde me met een strakke, staalblauwe blik en sprak:
“Ook jij kan een tempel van de Heer worden. Alles wat je daarvoor hoeft te doen is jezelf overgeven aan Jezus. Haal Jezus in je hart, nu, meteen en je zal opnieuw geboren worden, eindelijk écht leven. Slechts wie herboren wordt in Jezus, leeft. De anderen zijn dood. Morsdood. Allemaal. Kies voor de Heer en je zal merken dat je leven compleet verandert.”
Starend naar zijn beenbeschermers, jas met touw en creatieve dakbedekking, slaagde ik er perfect in mij een uitstekend beeld van de komende verandering te vormen.
“Heb je zin om nu met mij mee te gaan naar de samenkomst in Gent?” informeerde hij.
“Wel…..euh….,” loog ik,” ik kom net van een vriend in Aalst en……..
Kennelijk beviel dit antwoord Jezus niet want hij keek abrupt de andere kant op. De trein liep intussen het Gentse St.Pietersstation binnen, wat voor hem het signaal bleek om zich bliksemsnel uit de voeten te maken.

Wekenlang keek ik daarna naar hem uit maar hij liet zich niet meer zien. Het werd me duidelijk dat hij het spoor naar perron twee bijster was. Intussen begon mijn project in Aalst op zijn eind te lopen. Toen ik, voor de laatste keer, van Aalst naar Gent terugkeerde, manifesteerde Jezus zich onverwacht op het perron. In volle glorie nog wel, want met tas, beenbeschermers, touw en exclusieve hoofdtooi. Ik hield de adem in. Ja, hij was het helemaal. Halleluja.

De trein kwam eraan en toen ik plaats nam op een comfortabele vier persoonsbank, merkte ik hoe Jezus van de andere kant kwam aangepeesd. Toen hij even halt hield bij mij kon ik het niet nalaten te vragen :
“En, hoe zit het nu met de ontmoetingsruimte in Aalst?”
Dadelijk liet hij zich in de zetel tegenover mij neervallen en zei :
“De tijd is er nog niet rijp voor want satan steekt aldoor stokken in de wielen. Hij achtervolgde me zelfs tot in mijn eigen woonst en had me bijna gekist. Ik ben dus gedwongen verhuisd. Weet je trouwens dat hier op deze trein een hoop duivels zitten?”
“Hier …waar….hoe herken jij die dan?” vroeg ik geïntrigeerd.
“Op slag.” orakelde hij, terwijl ik registreerde hoe het heilig vuur in zijn ogen ter plekke oplaaide.
“Satan en zijn handlangers dringen het lichaam ongemerkt binnen via de neusgaten en nemen vervolgens de persoonlijkheid in handen. En nee, niemand die er ooit wat van merkt, behalve ik dan. Ik, Jezus, herken satan meteen in diegenen waarvan hij zich bedient. Maar let wel, ik heb ook al tweemaal een engel ontmoet.”
“Een engel”, herhaalde ik,”toe maar, neemt die ook bezit van een mens?”
“Nee, daar houden de wezens van het licht zich niet mee bezig.” verzekerde hij me.
“In beide gevallen vertoonden ze zich als man. Ze waren groot, goed gebouwd en droegen een pak. Hun gezichten en hele houding straalden een ongelooflijke harmonie en energie uit.”
“Misschien was het satan wel,” kaatste ik terug,” zegt de bijbel niet dat hij zich blijft veranderen in een engel des lichts? En weet je wat kardinaal Danneels over Satan ooit zei in het weekblad Humo? Hij beweerde dat de meester van de duisternis zo machtig is dat hij ons, mensen van vandaag, laat geloven dat hij niet eens bestaat.”
Jezus pakte de zaak verrassend diplomatisch aan en zei :
“Danneels? Enkel dit wil ik over hem kwijt : hij heeft het licht niet gezien, sterker nog, hij zal het nooit zien”
Terwijl ik ervan overtuigd raakte dat de man tegenover mij doorlopend hallucineerde, merkte ik dat er een groot stuk karton onder zijn jas stak dat ongeveer tot aan zijn kin reikte. Ik vroeg hem naar het waarom ervan.
“Extra bescherming tegen satan.” legde hij uit. Ik snapte er niks van. Het hoorde dan toch minstens tot over zijn neus te zitten.
Als afsluiter ging hij rechtop staan. De drie reizigers naast ons hielden hem al een tijd stiekem in de gaten maar volgden nu openlijk iedere beweging die hij maakte.
“Zo klinkt een mandoline.” zei Jezus, waarna hij met zijn mond luid en feilloos het bewuste intstrument imiteerde. Her en der veerden passagiers recht uit hun zetel. Vervolgens ging hij over tot het nabootsen van een trompet. Ook dit klonk werkelijk uitstekend. Na afloop wachtte ik tevergeefs op applaus van de toehoorders.
Hij ging zitten, waarna ik bewonderend zei :
“Prachtige imitaties waren dat.”
“Imitaties, imitaties, hoe bestaat het, vrouw,” sprak hij korzelig,”verzorg je taal en probeer liever zuiver Nederlands te praten. Doe eens wat meer moeite. Is het woord ‘nabootsing ‘ plotseling niet toereikend meer ? Hoe wil jij ooit de Heer ontvangen indien je taal en dus ook je tempel niet zuiver zijn? Ja, hoe?”
Sprakeloos bleef ik hier het antwoord schuldig.

De trein gleed Gent binnen en dit keer ging hij er niet als een bezetene vandoor. Zwoegend met zijn enorme tas bleef hij naast mij stappen tot we de inkomhal bereikten..
“Mag ik je uitnodigen met mij mee te gaan naar een bijeenkomst hier in Gent? Daar zal ik aan de hand van iemands ziektebeeld haarfijn uitleggen hoe het komt dat de mens zijn gezondheid verliest.” stelde hij voor.
“Nee,” antwoordde ik,”ik heb iets anders te doen”
“In dat geval, tot later.” zei hij kortweg waarna hij in de richting van tram 1 beende.

Dat was meteen het laatste wat ik van Jezus zag en hoorde.
Toch denk ik af en toe nog aan hem. Hoeveel duivels heeft hij aanschouwd, ontmaskerd en verwenst sinds onze laatste ontmoeting? Hoeveel mensen heeft hij in die tijd een nieuw leven aangepraat? Hoe vaak heeft hij zijn beenbeschermers, touw en hoofddoeken reeds vervangen? Hoeveel spuugsel heeft hij intussen uitgedreven? Stuk voor stuk prangende vragen waar ik wellicht nooit een antwoord zal op krijgen. Soms bekruipt me de lust om op het perron te gaan staan wanneer een trein uit Aalst Gent binnen dendert. Want, wie weet….. misschien ontmoet ik hem nog wel een keer. Ooit. Maar de hamvraag blijft: wanneer? Ik vrees terecht dat het met Sint-Juttemis wordt.

Share.

Over de auteur

Karina is relatie-dating ervaringsdeskundige en schrijfster van boeken 'Hoera, ik heb een date', 'Late Liefde', 'Aan het daten? Goed om weten!' en 'Het Kluwen, vijand van nieuwe liefde'.

Reageer