Een Nederlandse enquête wees uit dat Nederlandse mannen zich geenszins laten aanporren tot het vieren van Valentijn. De vrouwen trouwens al evenmin. Bekijk de cijfers even: 80 procent van de Nederlandse mannen (van alle leeftijden) lappen Valentijn aan hun laars. 50 procent van de Nederlandse vrouwen doen hetzelfde. Indien ik privé even achterom kijk, ben ik geneigd te geloven dat de cijfers in België daar niet opvallend zullen van afwijken. Toen ik die cijfers onder ogen kreeg, besloot ik meteen mijn overtuiging te toetsen aan de werkelijkheid. Waarna ik elke man die ik die dag tegenkwam, aanklampte en confronteerde met Valentijn. Voor zover hij voor mijn vragen open stond, natuurlijk.
Man 1, een mid-dertiger, keek me aan alsof ik hem net om vijfduizend euro had gevraagd. Hij blies even, dacht na en verdween toen met het excuus dat hij een dringende afspraak had.
Man 2, die er zowel 40 als 45 kon zijn, deed alsof hij het in Keulen hoorde donderen.
‘Valentijn?’ herhaalde hij, toen ik hem polste omtrent de manier waarop hij er tegenover stond.
‘Valentijn, jawel’, benadrukte ik.
‘Doen jij en je vrouw iets speciaals die dag?’
Hij staarde wat beduusd in het rond en zei toen: ‘Ach, dat Valentijnsgedoe is toch meer iets voor jonge mensen, waar of niet?’
Man 3, die me ergens begin de 50 leek, keek me wat verontwaardigd aan en antwoordde: ‘Wat nog allemaal,zeg! Mijn vrouw beheert het geld en koopt alles waar ze zin in heeft. Echt alles. Ik weiger nog meer geld aan madame te spenderen!’
Dat was tenminste duidelijke taal. Bravo!
Diezelfde avond was ik uitgenodigd op een verjaardagsetentje. We zaten in een gezellig restaurant, waar de nodige rode hints mensen moesten inspireren om straks aldaar Valentijn te vieren. De feesteling, een kloeke bijna zestiger, bestudeerde aandachtig de spijskaart terwijl zijn pittige vriendin haar keuze blijkbaar al gemaakt had.
‘En, Frieda’, begon ik, ‘vieren jullie dit jaar Valentijn?’
‘Nee gij! Daar doen wij toch niet aan mee’, zei ze ferm.
‘Wellicht omdat men daarvoor met twee moet zijn’, probeerde ik lachend verder, terwijl ik veelbetekenend in de richting van het feestvarken keek. Die vanzelfsprekend deed alsof hij blind en doof was en rustig doorging met het uitvlooien van de spijskaart.
Frieda barstte toen in lachen uit en zei: ‘Daar zeg je nog eens wat.’
Bij die woorden stootte ze terstond haar vriend aan en vroeg: ‘Heb je het gehoord, Luc? Om Valentijn te vieren moet men met twee zijn!’
Luc, die de bui voelde hangen, bleef zich strategisch achter zijn menukaart verschuilen en vroeg uiteindelijk:’Is dat zo?’
‘Kom me niet zeggen dat je dat niet weet!’ repliceerde Frieda eerder berustend.
‘Is oké voor mij’, zei hij, ‘neem dan maar je zus of een vriendin mee. Keuze genoeg.’
Frieda perste er een zuinig lachje uit en zweeg. Ik wist dat zij intussen al ontdekt had hoe die hele Luc precies in elkaar zat. Het feit dat hij haar elk jaar rond haar verjaardag echt probeerde te plezieren, was godzijdank een pleister op de wonde.
De sfeer werd net op tijd gered door de kelner die gezwind de bestelling kwam opnemen.
De flegmatieke Luc behoorde stellig tot de bovenvermelde 80 procent mannen uit de lage landen die niets moeten hebben van verplichte nummertjes zoals “Valentijn vieren”. Frieda daarentegen, die zich meteen op het aperitief gooide, catalogeerde ik als een twijfelgeval.